Selecteer hieronder uw gemeente zodat het relevante gemeentelijke beleid getoond kan worden:
Iedereen in de gevangenis moet hulp krijgen om weer terug de samenleving in te gaan, schrijven onderzoekers van de Universiteit Leiden in het rapport Van Bajes naar Buiten, dat op 20 juni gepubliceerd is. Vooral mannen die korter dan drie maanden de gevangenis in moeten, worden nauwelijks voorbereid op hun vrijlating. “Terwijl deze groep veel problemen heeft met inkomen, onderdak, schulden of zorg”, zegt hoofdonderzoeker Rosa Koenraadt, universitair docent criminologie aan de Universiteit Leiden. “Veel mensen komen in slechtere omstandigheden uit de gevangenis.”
Daar komt bij dat gevangenen met goed gedrag meer toegang krijgen tot de zogeheten ‘re-integratieactiviteiten’. Koenraadt: “Mensen met complexe problemen gedragen zich misschien onwenselijk, wat ervoor kan zorgen dat ze worden uitgesloten.” De activiteiten bestaan onder meer uit verlof. “Zodat mensen langzaam kunnen wennen aan hun terugkeer na de gevangenisstraf.”
De onderzoekers volgden 100 (ex-)gedetineerde personen tijdens en na hun tijd in de gevangenis. “De eerste periode na detentie wordt doorgaans gekenmerkt als een periode waar iedereen naar uitkijkt, maar na de eerste vreugde wordt het ook als heftig ervaren”, schrijven ze. Binnen de gevangenis is alles gestructureerd, buiten is het ingewikkeld. “Dit kan leiden tot mentale problemen en terugtrekking uit het sociale leven na vrijlating.”
Met inkomen en onderdak hebben mensen na hun vrijlating de grootste problemen. Bijna de helft komt zonder inkomen uit werk of uitkering naar buiten, een kwart heeft op dat moment geen onderdak. Mensen die daarbij kunnen helpen zijn er wel, maar daar hebben de oud-gevangenen vaak weinig vertrouwen in. Het speelt mee dat ze moeilijk bereikbaar zijn en dat de regels te ingewikkeld zijn.
Gevangenissen kampen met grote personeelstekorten. Toch verwacht Koenraadt dat het mogelijk is om gevangenen meer hulp te bieden. “Nu wordt onderscheid gemaakt tussen lang of kort in de gevangenis, en tussen wenselijk of onwenselijk gedrag. Dat onderscheid zou minder gemaakt moeten worden.”